• Vrijwilligers Verhalen
  • Vrijwilligers Verhalen
  • Vrijwilligers Verhalen
  • Vrijwilligers Verhalen
  • Vrijwilligers Verhalen
  • Vrijwilligers Verhalen
  • Vrijwilligers Verhalen

Vrijwilligers Verhalen

 

Pelita heeft door het hele land meer dan driehonderd vrijwilligers die zich met ziel en zaligheid inzetten voor de doelgroep. Ze sjouwen met tafels voor een Masoek Sadja, leggen huisbezoeken af of coördineren de zorg binnen een regio. Wie zijn die vrijwilligers en wat drijft ze? Dit zijn hun verhalen.

 

Lotgenoten ontmoeten

Zaanstad, juli 2021 – ‘Toen we werden gevraagd om vrijwilliger te worden voor de Indische Eettafel hebben we meteen ja gezegd’, zeggen ze alle drie in koor: Paul (1943) en Elly Neiland (1954) en de zus van Paul, Ine Andrea (1935). Twaalf jaar geleden begonnen ze gedrieën aan het avontuur. Het gesprek vindt plaats daags voor alweer de tweede Indische Eettafel sinds de coronaversoepelingen.

‘De eerste Indische Eettafel in Oostzaan hielden we een dag nadat de versoepelingen op 5 juni werden ingevoerd’, vertelt Paul Neiland. Eerst waren we bang dat de ouderen niet durfden, of niet mochten van hun kinderen. Maar het was zo uitverkocht. Daarom hebben we een tweede georganiseerd, voor al die mensen die er toen niet meer bij konden.’

De drie werden twaalf jaar geleden gevraagd door Ton van der Neut, voormalig beroepskracht van Pelita. Elly Neiland: ‘We lazen een aankondiging over de Indische Eettafel. Dat sprak ons aan en Ine vond het ook leuk om mee te gaan. We hebben meteen ja gezegd toen Ton ons vroeg of we niet maandelijks wilden helpen met tafels dekken, eten opscheppen, cadeaus kopen voor de loterij en opruimen natuurlijk.’

Ine Andrea vult aan: ‘Nee zeggen kwam helemaal niet in ons op. We waren daar met gelijkgestemden. Dat voelde heel goed.’ De tweede Indische Eettafel is een bijzondere, want het is de laatste waar Ine als vrijwilliger bij betrokken is. Daarna is ze gast: ‘Ik heb dan eindelijk de gelegenheid om langere gesprekken te voeren met de mensen die er komen, lotgenoten eigenlijk.’

Lees hier het hele interview.

Indisch bescheiden en Hollands brutaal

Maastricht, juni 2021 – Jeanine de Bruin (1975), geboren en getogen in Maastricht, is vrijwilliger voor de Masoek Sadja in haar geboortestad. Het evenement gericht op ontmoeting (met livemuziek, sprekers, informatie en Indische hapjes) in buurtcentrum Het Atrium, ligt al een tijdje stil vanwege de coronarestricties. Maar Jeanine en de andere vrijwilligers staan te popelen om weer aan de slag te gaan: “Ik word zelfs door ouderen op straat aangesproken. ‘Wanneer is er weer een Masoek Sadja?’ vragen ze dan.” Jeanine de Bruin vertelt over haar inzet voor onze mensen in het zuiden. 

“De laatste keer dat we iets hebben georganiseerd was in september 2020. Heel kleinschalig -We noemden het een Mari Bersama middag- zodat we konden voldoen aan de coronamaatregelen. En met Pasen zijn we nog bij de mensen langs geweest met een bloemetje. Het was ontroerend om te zien hoe blij men was met een kort praatje aan de deur.” Jeanine heeft het idee dat de mensen eenzamer zijn tijdens de pandemie: “Ze vertellen ons dat ze door corona hun kinderen al een hele tijd niet hebben gezien. Wij zijn voor deze mensen een luisterend oor.” 

Een luisterend oor zijn, dat is wat Jeanine betreft haar belangrijkste functie tijdens de Masoek Sadja’s: “Vooral voor mensen van de eerste generatie die alleen zijn. Als ik dan drankjes rondbreng maak ik altijd een praatje en neem daar ook de tijd voor. Het voelt vertrouwd voor de ouderen en het is voor hen ook makkelijker om hulp te vragen als dat nodig is. Wij kunnen ze altijd weer doorverwijzen.” 

Lees het gehele interview hier.

Omkijken naar elkaar

Hilversum, mei 2021 - "Ik wilde altijd iets betekenen voor ouderen en jongeren. Door het vrijwilligerswerk bij Pelita en bij de kinderopvang heb ik mijn doelen behaald. En ik hoop dat als ik ouder word, de derde generatie ook naar mij omkijkt net zoals ik dat nu doe", aldus de bevlogen vrijwillig coördinator George Nahumury, geboren in 1949 in Pare-Pare op Sulawesi. Daar was zijn vader, sergeant bij het KNIL, op dat moment gelegerd. Samen met Kitty Dessauvagie is George met zijn team vrijwilligers, de drijvende kracht achter de Indische Eettafel en de Masoek Sadja in Bussum en Hilversum. 

Vorig jaar, 8 maart 2020, vond de laatste Masoek Sadja plaats: “Daarna was het afgelopen vanwege de coronapandemie. En we hadden net weer een aantal nieuwe vrijwilligers geïnteresseerd voor dit werk. Die wachten nu al meer dan een jaar op het moment dat we weer aan de slag kunnen voor onze ouderen.” 

Het is niet zo dat er helemaal niets meer gebeurt. “Met Pasen en Kerst zijn we langs onze vaste bezoekers geweest om een attentie te brengen. Op veilige afstand natuurlijk, maar de mensen hebben het erg gewaardeerd.” 

Ook belt George, samen met een drietal vrijwilligers, regelmatig met de ouderen. “Ik hoor aan de telefoon dat ze de bijeenkomsten enorm missen.”

De familie kwam ruim 70 jaar geleden in Nederland aan na de soevereiniteitsoverdracht, de opheffing van het KNIL en het niet erkennen van de Vrije Republiek der Zuid-Molukken door Indonesië: “We vertrokken op 7 april 1951 vanuit Surabaya met het schip de New Australia en kwamen op 29 april 1951 in Amsterdam aan. Mijn ouders komen beiden van het eiland Haruku, ze zijn geboren in het dorp Aboru. Na de aankomst in Amsterdam gingen we via Kamp Amersfoort naar ‘Kamp Graetheide’ in Geleen. In 1954 verhuisden wij naar Barneveld naar Kasteel de Schaffelaar en later naar het woonoord ‘De Biezen’.” De familie bestond uit zes mensen toen ze uit Indonesië vertrokken: George, zijn ouders, twee zussen en een broer. In Geleen en Barneveld werden nog een zusje en broertje geboren. 

Lees hier het hele interview.

Onze mensen een beter leven geven

Leeuwarden, april 2021 - ‘Ik ben geboren in Batavia, zo staat het in mijn paspoort en daar ben ik trots op’, vertelt Cathrien Fokkema-Post (1949) uit Leeuwarden. Voor Stichting Pelita is zij sinds 2019 vrijwillig clientondersteuner in het noorden van het land. Ze helpt ouderen met aanvragen bij de gemeente voor voorzieningen uit de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) en de WLZ (Wet Langdurige Zorg). Dat kan uiteenlopen van huishoudelijke hulp en taxivervoer tot aan verhuizing naar een geschiktere woning. 

‘Ik doe dit vrijwilligerswerk omdat ik iets terug wil doen voor mensen waar ik heel veel van houd. Onze ouderen hebben veel meegemaakt en hebben veerkracht. Dat betekent ook dat als ze echt hulp nodig hebben ze daar niet om vragen. Ik help ook bij de Masoek Sadja en de Indische Eettafel. Daar zie je het al een beetje. Mensen komen op hun paasbest naar deze bijeenkomsten toe, laten zich van hun beste kant zien. Maar je weet ook dat dit dezelfde mensen zijn waarvoor bijvoorbeeld een aanvraag is gedaan in het kader van wetten voor oorlogsgetroffenen. Dat er dus wat aan de hand kan zijn.’

Vertrouwen winnen is het sleutelwoord in haar werk als vrijwillig clientondersteuner: ‘Omdat mensen mij, maar ook Theo Boiten (Regiocoördinator Noord) kennen van bijvoorbeeld de Masoek Sadja, kun je met ze in gesprek gaan. Natuurlijk niet meteen over allerlei problemen maar gaandeweg geven ze je vertrouwen en zijn ze bereid meer te vertellen. Ook omdat je bekend bent met hun achtergrond.’ Cathrien Fokkema-Post ondersteunt de mensen ook tijdens de zogenaamde ‘keukentafelgesprekken’, waarbij een ambtenaar van de gemeente met de hulpvrager zelf in gesprek gaat. ‘Dat is echt noodzakelijk. Want je ziet dat onze mensen, in een gesprek met een onbekende van de gemeente, zich weer heel goed voor doen, alsof er niets aan de hand is.’

Lees hier het interview verder.

Laat jongeren de zorg voor ouderen zien en ervaren

Oost-Souburg, maart 2021 – Riet Pattikawa-Lawalata (1946) legt eerst nog eens blijmoedig uit waar haar geboorteplaats ligt: “Pangkal Pinang ligt op het eiland Banka, ten noordoosten van Sumatra.” Hier klinkt onmiskenbaar de ‘stem’ van de Molukse Ouderendag. Vijftien jaar lang presenteerde ze dit jaarlijkse evenement in de Veluwehal in Barneveld, de laatste keer in 2017. De editie van 2020 kon vanwege de coronapandemie geen doorgang vinden. Ook dit jaar is de Molukse Ouderendag in traditionele vorm afgelast. Riet Pattikawa-Lawalata, of usi Riet zoals de meesten haar kennen, is echter meer dan de stem van de Molukse ouderendag. Haar inzet voor Molukse ouderen is een terugkerend thema in haar leven.

“Ik presenteer niet meer, maar ben nog steeds betrokken hoor”, vertelt ze. Juist nu het dit jaar 70 jaar geleden is dat de eerste Molukkers voet aan wal zetten in de havens van Rotterdam en Amsterdam, wordt het opschorten van de Molukse Ouderendag als een gemis ervaren. “Nu zijn we, de Baileo Groep, samen met Pelita aan het onderzoeken of we geen alternatief voor dit jaar kunnen bedenken. Een uitdaging, want hoe geef je tweeduizend Molukse ouderen hetzelfde gevoel als in de Veluwehal in Barneveld?”

De overtocht
Riet Pattikawa-Lawalata was vier jaar toen ze in 1951 met haar ouders, broers en zussen met het schip de Goya naar Nederland kwam. Haar vader, Johan Lawalata, was legerpredikant bij het KNIL. Haar moeder, Augustina Sopacua was hoogzwanger van haar elfde kind: “In het Nationaal Archief staat dat de Goya op 16 mei 1951 uit Tanjung Priok vertrok. Maar pa had het altijd over 18 mei. Wij, de kinderen, waren al op de boot. Moeder moest eerst bevallen aan wal, zij en mijn vader kwamen twee dagen later met een klein bootje naar de Goya om alsnog aan boord te gaan.” Van de overtocht naar Nederland herinnert ze zich heel weinig: “Alleen die ronde raampjes (pas later wist ik dat dit patrijspoorten waren). Ik vroeg steeds aan mijn broers en zussen om me op te tillen, zodat ik de zee kon zien.” <Lees meer>

 

Verbinding tot stand brengen is mijn belangrijkste taak

Bergen op Zoom, februari 2021 – Babs Kemperman-Loen (Jakarta, 1951) is coördinerend vrijwilliger voor de ‘Masoek Sadja Huize Mampir’ in Bergen op Zoom. Deze Masoek Sadja draaide net een jaar toen de activiteiten moesten stoppen vanwege de coronapandemie. Maar Babs, zoals ze genoemd wil worden, blijft plannen maken voor als ze straks weer mensen mogen ontvangen. Plannen waarmee ze bruggen wil bouwen: “Want verbinding tot stand brengen is mijn belangrijkste taak.”

“Tijdens de laatste Masoek Sadja waren er ongeveer twintig ouderen die geen achtergrond hadden in Nederlands-Indië, maar in Nederland. Zo leren we elkaar beter kennen”, vertelt Babs enthousiast op de vraag waarom verbinding tot stand brengen zo belangrijk voor haar is. 

Babs kwam met haar ouders en zus in 1964 naar Nederland. Het gezin maakte daarmee deel uit van de laatste groepen die vanuit het onafhankelijke Indonesië voorgoed naar Nederland vertrokken. Ze kwam aan in Bennekom om daarna tijdelijk onderdak te krijgen in een pension in Roosendaal. Uiteindelijk werd Bergen op Zoom de plek waar de familie zo goed als het kon probeerde te wortelen: “De Brabantse mentaliteit heeft overeenkomsten met die van de Indische Nederlanders. Wij hebben een ‘jam karet’ en de Brabanders kennen een Brabants kwartiertje. En ze zijn minder direct dan mensen boven de rivieren. Dat hebben Indische mensen ook.” 

Nadat haar moeder op 42-jarige leeftijd overleed nam een tante de opvoeding over. En het was deze tante waardoor Babs vele jaren later met Stichting Pelita in aanraking kwam: “Tante kon niet meer voor zichzelf zorgen. Ze had al aangegeven misschien naar Raffy te willen, het woonzorgcentrum voor Indisch en Molukse ouderen in Breda, maar het liefst wilde ze  naar iets dichterbij.” Toevallig wilde Residentie Moermont, een huis voor verpleegzorg in Bergen op Zoom, in die tijd een Indische afdeling oprichten. Babs meldde zich direct aan voor de klankbordgroep om het Indische Huis te realiseren. In 2015 werd de Indisch Molukse afdeling van Residentie Moermont een feit. De soosmiddagen kregen de naam ‘Huize Mampir’.

Maar er was meer nodig, vond Babs. Zeker toen het ministerie van VWS in 2018 projectsubsidies beschikbaar stelde in het kader van de Collectieve Erkenning van Indisch Moluks Nederland. Ze wilde een extra financiële bijdrage om haar wens uit te laten komen: activiteiten voor Indische en Molukse ouderen, het liefst samen met andere ouderen. Babs vertelt: “Ik kwam er helaas niet voor in aanmerking. Nu ben ik niet het type dat zich zomaar laat wegsturen. Dus heb ik een brief naar het ministerie geschreven om de noodzaak nog eens uit te leggen. Een van de ambtenaren heeft me toen aan Stichting Pelita gekoppeld en zo is de Masoek Sadja Huize Mampir geboren.”

De Masoek Sadja’s zijn succesvol: “De laatste die we in de planning hadden staan was met Wieteke van Dort. Er waren wel zo’n 200 aanmeldingen. Helaas moesten we het afzeggen vanwege de coronapandemie.” 

Haar doel met de bijeenkomsten is om verbinding tot stand te brengen en de Indische cultuur uit te dragen: “We moeten ons niet zo isoleren. Ik snap wel dat we die neiging hebben want we voelden ons bij aankomst in Nederland niet echt welkom. Gevolg van die isolatie is dat onze mensen echt wegwijs gemaakt moeten worden als het gaat om allerlei regelingen en voorzieningen. Op onze Masoek Sadja’s staan dus altijd mensen die iets kunnen vertellen over het opstellen van een levenstestament, of over allerlei vormen van zorg die mogelijk zijn. De mensen met een Nederlandse achtergrond die onze Masoeks bezoeken voelen zich wel heel erg welkom en hebben het gevoel opgenomen te worden in een familie. En zo hoort het ook. Het is mooi als we elkaars cultuur en geschiedenis leren kennen. Wij zijn tenslotte ook een loot aan de Nederlandse stam.”

Zorgen voor een goeie match

Den Haag, januari 2021 - Vrijwilliger Sonja Roelants (Den Haag, 7 januari 1951), vierde onlangs haar zeventigste verjaardag. Een mooie gelegenheid voor Pelita om een bloemetje te brengen en haar eens beter te leren kennen. 

Sonja Roelants begon in 2017 als vrijwilliger bij het toen net gestarte Gotong Royong project van Stichting Pelita. De vrijwilligers van Gotong Royong ondersteunen senioren met een achtergrond in voormalig Nederlands-Indië, door bijvoorbeeld regelmatig op bezoek te gaan, boodschappen met hen te doen of iets anders te ondernemen. Sonja: “Ik wilde heel graag iets doen voor de generatie van mijn ouders en ik heb ook ervaring in de thuiszorg. Dus daar kon ik goed gebruik van maken.”

Haar inzet werd opgemerkt, want toen in 2018 de twee coördinatoren van het Gotong Royong project in Den Haag vertrokken, werd zij gevraagd om het stokje over te nemen. Ze pakte dit met plezier op: “Nu zorg ik ervoor dat ouderen die gezelschap willen, in contact komen met vrijwilligers en ik zorg ervoor dat het een goeie match is.” 

Deze taak brengt haar veel voldoening, omdat ze daardoor veel mooie en bijzondere verhalen te horen krijgt en ze ook meer te weten komt over haar eigen Indische achtergrond. De ouders van Sonja kwamen in 1949 naar Nederland. De familie werd geplaatst in Den Haag in de Heemskerkstraat, in een pension met een heel prettige hospita: “Dat was natuurlijk niet overal het geval. Maar hier stond mijn wieg. Mijn vader, die in Nederlands-Indië commissaris was bij de politie, moest zich zoals zovelen hier in Nederland, omscholen. Hij kwam te werken in de bibliotheek van TNO.” 

Maar voorop staat dat ze mensen daadwerkelijk kan helpen. Daardoor ontstaan ook bijzondere verbintenissen: “Zo heb ik nog steeds een goede band met de dochter van een client die steeds vergeetachtiger werd en helaas uiteindelijk uit huis moest worden geplaatst. Dat hebben we gelukkig in goede banen kunnen leiden. De moeder en dochter zijn tevreden met de plek waar ze terecht is gekomen. En die dochter noemt me nog steeds ‘tante’.”

Op dit moment is er van huisbezoeken geen sprake. Sonja Roelants: “Ik hoop voor de toekomst versoepeling van de Covidmaatregelen omdat veel ouderen noodgedwongen zijn afgehaakt. We hebben wel telefonisch contact maar je merkt dat de ouderen toch graag weer bezoek ontvangen en er op uit willen gaan.”

Voorlopig is er wel genoeg tijd voor haar hobby’s: lezen bijvoorbeeld. Adriaan van Dis is iemand die door haar zeer wordt gewaardeerd en bewonderd. Haar favoriete Indische boeken zijn ‘Mevrouw Mijn Moeder’ en het luisterboek ‘Trassi Tantes’ van Yvonne Keuls: “Omdat deze zo treffend en herkenbaar onze moeders en tantes omschrijven.”

En wat eet ze het liefst, bijvoorbeeld op haar verjaardag? “Saté babi is mijn favoriete Indische snack! 

Eet-Contact-groep Eindhoven

Ankie Reurink-Waarts (60) organiseert en begeleidt tweemaandelijkse Eet-Contactgroepen in Eindhoven. Augusta (Guusje) Wolff Jardel (91) is een vaste bezoekster.


Ankie: “Ongedwongen samenzijn in een Indisch kader, dat vinden de mensen fijn; sommige bezoekers komen al twintig jaar! Van huis uit ben ik psycholoog en dat komt van pas om het gesprek een beetje te sturen. Maar meestal komt er vanzelf een thema, zoals Indisch eten, wonen, of de natuur. Ik ben zo’n twaalf uur per week bezig met de groepen, heb ook een aantal groepsleden aan de telefoon voorafgaand aan een bijeenkomst. Ze vinden het fijn om even met iemand te kunnen praten. De gezamenlijke geschiedenis is belangrijk voor deze ouderen. Bij aankomst in Nederland ging voor veel mensen de koffer dicht: Je had het niet meer over vroeger, je paste je aan. Maar je had altijd het gevoel niet goed genoeg te zijn. Dat leidt tot onrust, dat zie ik aan de bezoekers.


Wat ik heb toegevoegd aan de contactgroepen sinds ik twee jaar geleden begon is ‘meditatie met positieve affirmatie’. Dat betekent dat je mag zijn wie je bent, dat je van jezelf mag houden, ínclusief je onrust en je twijfel of je nou in Nederland thuishoort of in Indië.
Een van mijn bezoekers had echt last van die onrust, kon zelfs wat grof uit de hoek komen. Nadat we een paar keer gemediteerd hadden zei hij: “Het geeft me rust”.
En daar doe ik het voor. Maar voor mezelf haal ik ook veel uit de bijeenkomsten. Het is een warm bad en mijn eigen Indische roots worden aangesproken. Dit vrijwilligerswerk past perfect in de zoektocht naar mijn eigen identiteit.
Met Guusje heb ik van het begin af aan een speciale band. Ze doet me denken aan mijn moeder: Niet klagen, lief en bescheiden. Maar toch heel krachtig.”


Guusje: “Ankie haalt me wel eens op voor de eetgroep. Ik vind haar geweldig: Zo’n lief persoon tref je niet vaak. Ze is nooit kattig en laat je nooit meesjouwen, je wordt echt verwend. Bij de eetgroep voel ik me thuis. Iedereen kent elkaar goed en begrijpt elkaar zonder te kibbelen. We hebben allemaal zoveel meegemaakt in de oorlog, én daarna. Gelukkig kan ik wel aarden in Nederland. De mensen zijn niet onhartelijk. En Ankie is de beste. Zij lacht altijd.”

Gotong Royong Den Haag

Inge de Fretes (65+) is vrijwilliger van Gotong Royong Den Haag en omgeving en bezoekt regelmatig Ans Latuapon (88) in het verzorgingshuis.


Inge: “Ongeveer een jaar geleden werd ik op de Pasar benaderd door iemand van Pelita: of ik vrijwilliger wilde worden bij het nieuwe project Gotong Royong. In het verleden deed ik ook altijd ouderenwerk bij een seniorenproject, dus dat leek me leuk.

Mijn eerste ‘oudere’ was maar drie jaar ouder dan ikzelf. Na een tijdje ging het beter met hem en hoefde ik niet meer te komen.

Toen hoorde ik dat Ansje iemand nodig had. Wat een toeval: haar vader was de oom van mijn vader, we zijn dus familie!


Ik houd van oudere mensen omdat ze aan de ene kant hulpbehoevend kunnen zijn, maar aan de andere kant heel gemakkelijk in de omgang. Ik woon zelf tussen de ouderen, voor wie ik ook al van alles doe. Ik heb eigenlijk m’n eigen Gotong Royong in het klein. Ik vind het fijn om iets sociaals terug te doen. Daarom spreekt Pelita me ook aan. Zij hebben allerlei sociale projecten
waar ouderen bij betrokken worden. Dat is goed, want ik zie in mijn omgeving, dat ouderen met een Indische of Molukse achtergrond vaak geïsoleerd leven. Maar wat Pelita doet is niet beladen, het is gewoon leuk en gezellig.


Met Ans heb ik een familieband, ze geeft me het gevoel, dat ze blij is als ik kom. We ondernemen niet eens zoveel samen en komen het verzorgingshuis niet uit. Maar we bespreken veel en gaan samen naar de bingo of een muziekoptreden in de zaal beneden. Er zijn een keer spullen ontvreemd uit haar kamer; sieraden waar ze aan gehecht was. Ze was er echt kapot van. Toen kon ze haar verhaal bij mij kwijt. Ik ben heel blij, dat ik er toen voor haar kon zijn.”


Ans: “Inge zegt altijd: “U moet me bellen als u hulp nodig heeft!”, maar dat heb ik nog nooit gedaan. Ik ken Inge van huis uit. Ik ken haar moeder en haar vader en haar hele familie. Ik had haar al jaren niet meer gezien toen ze naar me toekwam bij de Masoek Sadja. Ze vertelde me, dat ze mijn vrijwilliger zou worden vanuit de Gotong Royong. En nu komt ze altijd naast me zitten bij de bingo.”

Masoek Sadja Sittard

Irene Wedding (74) is vrijwilligster van de Masoek Sadja in Sittard. Ze verzorgt de tombola en rijdt vriendin Yvonne heen en weer. Yvonne de Bruyn (72) is een vaste bezoekster.


Irene: “Het liep wat moeizaam toen de Masoek Sadja net was opgestart begin 2017, daarom heb ik me aangemeld. Ik had al ervaring als vrijwilliger, want naast mijn werk als onder andere filiaalleidster van een bruidsboetiek zette ik me altijd al in voor ouderenzorg en slachtofferhulp. Ik ben nu verantwoordelijk voor de tombola. En ik haal en breng Yvonne, want die heeft geen rijbewijs. Mijn man gaat ook altijd mee, die kan veel dingen niet meer zelf dus ik ben zijn mantelzorger.”


Yvonne: “Ik heb tien jaar lang de catering gedaan van de Masoek Sadja in Maastricht, tot het niet meer ging. Maar naar de Masoek in Sittard blijf ik gaan tot ik erbij neerval! Ik vind het fijn om mensen te ontmoeten met dezelfde achtergrond. Het eten, het doen en laten, wat we hebben meegemaakt: dat samenzijn geeft een goed gevoel. Ik ga naar alle kumpulans die er zijn. Ik heb zelf ook vijf jaar lang een Indische vrouwenkumpulan georganiseerd in Schaesberg. Dat Irene me haalt en brengt vind ik fantastisch. Ik kan zo goed met haar opschieten, we kunnen helemaal onszelf zijn bij elkaar.”


Irene: “Bij een vriendin hoef je niet altijd je zonnigste gezicht op te zetten. En wij kennen elkaar al zo lang: we hebben bij elkaar op school gezeten in Jakarta, na de oorlog. Ik ben pas in 1958 naar Nederland gekomen. Mijn vader, die een im- en exportbedrijf had, werd door de Indonesische overheid beticht van belastingschulden en kon daarom pas veel later komen. Mijn ouders waren al lang daarvoor gescheiden en sinds mijn moeder was hertrouwd, kon ik niet meer bij haar wonen. Dus ging ik met twee van mijn broers en mijn zus naar Nederland. Zij waren al ouder en kozen voor pleeggezinnen of zelfstandig wonen. Ik was pas dertien en heb de rest van mijn jeugd in internaten gezeten. Het voelt alsof je tussen wal en schip hangt, dat je niet echt bij een volk hoort.”


Yvonne: “Ik kwam pas op mijn zestiende naar Nederland, in 1962. Mijn ouders waren spijtoptanten maar, omdat mijn vader een Indonesisch paspoort had, werden we lange tijd afgewezen voor repatriëring. Ik heb datzelfde gevoel als Irene, daarom voelen wij misschien wel die liefde voor elkaar.
En daarom wil ik denk ik ook zo graag mensen met dezelfde achtergrond ontmoeten. Daarom is die Masoek Sadja zo geweldig.”

Cliëntondersteuning en coördinatie vrijwilligers Zwolle

Dit keer een gouden koppel met twee vrijwilligers, omdat de cliënten van Pelita Clientondersteuning te kort in beeld zijn om mee te kunnen werken aan deze rubriek.

Jitro Ubro (77) is vrijwilliger bij Pelita Clientondersteuning in regio ‘Groot Zwolle’.  Charles van der Spek (68) is zijn coördinerend vrijwilliger.

Jitro: “Mijn vrouw zei: Wordt het niet tijd om je in te gaan zetten voor je eigen gemeenschap?” In mijn arbeidzame leven als plaatsvervangend directeur p&o bij een grote multinational had ik het daar veel te druk voor. Hoewel ik toen ook al zag hoe de Molukse gemeenschap soms worstelt om zich staande te houden. Ik heb nu de tijd, ik heb de kennis om daar wat aan te doen en ik maak zelf deel uit van die doelgroep, dus waarom zou ik me nu dan niet inzetten?

Het balletje ging rollen toen ik een jaar geleden als lid van de participatieraad Zwolle, een adviesorgaan van het college van Burgemeester en Wethouders, op een Indisch/Molukse informatieavond was over Pelita Clientondersteuning. Zij helpen Indische en Molukse aanvragers van een WMO-voorziening in het zogenaamde ‘keukentafelgesprek’ met de WMO-consulent van de gemeente.

Het belangrijkste is dat je de mensen begrijpt en weet waar hun vraag vandaan komt. Dat lukt het best als je zelf kennis van hun geschiedenis en cultuur hebt. Ik heb een cliënt, wiens verzoek voor WMO-taxivervoer eerst werd afgewezen, tóch aan die zorg kunnen helpen. Door goed uit te leggen wat zijn culturele en historische achtergrond is. Zo’n WMO-consulent weet daar meestal niets van.

Charles is dan wel mijn coördinerend vrijwilliger, maar hij voelt zich niet te hoog om even een appje te sturen of te bellen: “Ik zit met dit-en-dit geval, wat zou jij doen?”. Hij is een aimabele man; je moet heel wat dingen overhoop halen voordat je met hém ruzie krijgt.“


Charles: “Dat Jitro op zijn leeftijd nog zo actief is, dat vind ik ongelooflijk knap. Hij weet alles van de WMO en de gemeente Zwolle en heeft een enorm netwerk. Ik had in het begin van onze samenwerking het idee dat ik wel even moest laten zien dat ik resultaten kon behalen. Maar blijkbaar is dat gelukt: we werken geweldig samen en hij is voor mij zelfs een klankbord. ‘Effe met Jitro sparren hoe ik dit moet aanpakken’ hoor ik mezelf vaak denken. Hij is een gouden greep.

Na mijn pensionering werd het tijd voor een ander leven. Ik heb een rijke maar drukke loopbaan achter de rug, onder andere in de subtop van het ministerie van Justitie. Nu ben ik naast coördinerend vrijwilliger voor Pelita Clientondersteuning ook vrijwilliger bij Gotong Royong. Dat past nog net bij mijn drie andere vrijwilligersbanen en het saxofoonspelen in een Indo-Country-Kroncongband. Vroeger had ik niks met die Indische achtergrond, maar die interesse komt blijkbaar toch als je ouder wordt.

Voor Pelita ben ik ook aan het netwerken. Samen met Jitro en Yvonne Boersma van Gotong Royong Zwolle maken we de plaatselijke politiek rijp voor cultuursensitieve zorg. Ook migrantenouderen beginnen nu te dementeren. Maar je ziet ze niet omdat de familie heel lang voor ze zorgt. Als die dan zeggen: ‘het gaat echt niet meer’, dan moet je ze wel op je netvlies hebben. Dat geldt ook voor de Molukse ouderen. Het is moeilijk tot die gemeenschap door te dringen, maar samen met Jitro kijken we hoe we ze langzaamaan toch kunnen bereiken.”